Rasstandaard
Hieronder vindt u de volledige, officiële rasstandaard van de Nova Scotia Duck Tolling Retriever, zoals die wordt gehanteerd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland.
De volgende rasstandaard is de Nederlandse vertaling van de Canadese versie, zoals die op 15 november 1992 definitief door de FCI is vastgesteld en met ingang van 1 januari 1998 door de Canadese Kennelclub is herzien. De recent aangebrachte wijzigingen zijn onderstreept en voorzien van een toelichting. De originele standaard is opgesteld in het Engels. Sommige omschrijvingen kunnen door de vertaling iets aan kracht verliezen, waardoor het verstandig is van het origineel uit te gaan bij het keuren van honden.
Afkomst en doel
De Nova Scotia Duck Tolling Retriever is ontwikkeld in Nova Scotia in het begin van de 19de eeuw om watervogels te “tollen” (of lokken) en te apporteren. De Toller rent, springt en speelt langs de waterkant in het volle aanzicht van een vlucht of een groep eenden, af en toe verdwijnend uit zicht en dan weer verschijnend, geholpen door de verborgen jager, die kleine stokjes of een bal naar de hond gooit. De spelactiviteit van de hond lokt de nieuwsgierig geworden eenden binnen schootsafstand van de jager. De hond moet dan de neergeschoten vogels apporteren.
Algemeen voorkomen
De Toller is een middelgrote, krachtige, compacte, goed in balans zijnde en goed gespierde hond; middelmatig tot zwaar in bone, met een hoge mate van werklust, oplettendheid en vasthoudendheid. Vele Tollers hebben een enigszins droevige uitdrukking die verandert in een uitdrukking van intense concentratie en opwinding wanneer ze werken. Tijdens het werken is de hond snel, waarbij het hoofd bijna op lijn met de rug gedragen wordt en de zwaar bevederde staart steeds in beweging is.
Temperament
De Toller is een zeer intelligent, gemakkelijk te trainen hond met een groot uithoudingsvermogen. Hij is een sterke en kundige zwemmer en een natuurlijke en vasthoudende apporteur op land zowel als uit water, zichzelf opmakend voor snelle actie als maar de kleinste indicatie gegeven wordt dat apporteren verwacht wordt. Zijn sterke wil om te apporteren en zijn speelsheid zijn essentieel voor zijn “Tolling” eigenschap. Liefdevol en speels voor zijn familie, kan hij gereserveerd zijn naar vreemden zonder agressief of overdreven verlegen te zijn. Agressie wordt niet getolereerd.
Toelichting: Deze toevoeging is bedoeld als aandachtspunt voor fokkers en keurmeesters in verband met een toename van het aantal meldingen van agressie bij sommige Tollers.
Grootte
Ideale hoogte voor reuen boven de 18 maanden is 48-51 cm, voor teven boven de 18 maanden 45-48 cm. Afwijking van de ideale hoogte naar boven en beneden tot 2,5 cm is toegestaan. Het gewicht moet in verhouding zijn met de hoogte en bone van de hond.
Gewicht
Richtlijnen:
20-23 kg voor volwassen reuen;
17-20 kg voor volwassen teven.
Vacht en Kleur
De Toller is gefokt om te apporteren uit letterlijk ijskoud water en moet een waterafstotende dubbele vacht van middelmatige lengte en zachtheid hebben met een zachtere, dichte onderbeharing. Deze vacht mag enigszins golvend zijn op de rug, maar is verder stijl. Tijdens sommige winters kunnen lange losse krullen bij de keel ontstaan. De bevederingen zijn zacht bij de keel, achter de oren en aan de achterzijde van de achterpoten, aan de voorpoten middelmatig bevederd. Terwijl het is toegestaan de oren en de voeten te trimmen moet de Toller een natuurlijke uitstraling behouden.
De kleur mag variëren van rood of oranje met lichtere bevedering aan onderzijde van de staart, en gewoonlijk minstens één van de volgende witte markeringen aan staart, poten (niet boven de polsen), borst en bles. Een hond met verder goede kwaliteiten mag niet worden gestraft voor een gebrek aan wit. Het pigment van de neus, lippen en oogranden moet overeenkomen en vleeskleurig zijn passend bij de vacht, of zwart zijn.
Toelichting: De eerste aanpassing is gedaan omdat er steeds meer Tollers geshowd worden waarvan de vacht is opgedoft of plat geföhnd. Dit moet voorkomen worden, omdat de hond een natuurlijke uitstraling dient te bezitten. De laatste toevoeging is bedoeld om te benadrukken dat het pigment moet overeenkomen met de vacht.
Hoofd en schedel
Het hoofd, dat in proportie dient te zijn met de omvang van het lichaam is scherp omlijnd en enigszins wigvormig wanneer bezien van de bovenkant. De brede schedel is iets afgerond, het achterhoofdsbeen is niet dominant aanwezig, de wangen zijn vlak. De afstand van het achterhoofdsbeen tot aan de stop dient ruw geschat even groot te zijn als de afstand van de stop naar de punt van de neus. De stop is gemiddeld.
Toelichting: Deze veranderingen zijn bedoeld om wat gedetailleerder aan te geven wat er van een Toller hoofd wordt verlangd.
De snuit
Taps toelopend van de stop naar de neus, met een sterke maar niet prominente onderkaak. De onderlijn van de snuit loopt bijna in een rechte lijn van de hoek van de lip naar de hoek van het kaakbeen, waarbij de diepte bij de stop groter is dan bij de neus. De lippen sluiten behoorlijk goed af, waarbij ze een zachte ronding in het profiel geven, zonder zwaar te zijn.De beharing op de snuit is kort en fijn. Snorharen worden niet verwijderd.
Toelichting: Deze zin is toegevoegd om te benadrukken dat de Toller een jachthonden ras is en dat snorharen een integraal onderdeel vormen van de mogelijkheden van de hond om zijn werk te doen.
Gebit
Het correcte gebit is scharend, met alle tanden en kiezen aanwezig. Overbijt van meer dan 1/8 inch (3 mm), onderbijt en een scheve mond is hoogst ongewenst.
De kaken zijn sterk genoeg om een vogel van aanzienlijke omvang te kunnen dragen en zachtheid in de bek is essentieel.
De neus
Loopt taps toe vanaf de aanzet van het neusbeen tot de punt, de neusgaten zijn goed geopend. De kleur moet overeenkomen met die van de vacht, of zwart zijn.
De ogen
De ogen staan goed uit elkaar, zijn amandelvormig en middelmatig groot; kleur variërend van amber tot bruin. De uitdrukking is vriendelijk, alert en intelligent. Oogranden moeten van gelijke kleur zijn als de lippen.
Oren
Driehoekig, gerond aan de punten middelmatig groot en gedragen in een gevallen manier. Ze zijn hoog aangezet en ver genoeg achter op de schedel, met de basis iets omhoog gedragen, zodat de rand van het oor aan de zijkant van het hoofd wordt gedragen. Ze zijn goed bevederd aan de achterzijde, met kort haar op de ronde punten.
Toelichting: Deze toevoeging is geplaatst om te helpen de veelvoorkomende fout van knikoren te vermijden. Dit omdat bijvoorbeeld de spits gedragen oren die in het midden gevouwen zijn het hoofd van de hond een volstrekt andere atypische uitdrukking geven.
Nek
Enigszins gebogen, sterk gespierd en goed gezet. Met middelmatige lengte zonder zichtbaar hangend keelvel.
Toelichting: Veel huidige Tollers hebben korte dikke nekken. Met de toevoeging enigszins gebogen hoopt men de lengte van de nek veilig te stellen, zonder dat dat ten koste gaat van de kracht.
Voorhand
Schouders gespierd met de bladen goed naar achterliggend en aangezet om een goede “withers” te geven glooiend in de korte rug. (Withers is het punt tussen de schouders waar de nek in het lichaam overgaat. Het blad en de bovenarm zijn ongeveer gelijk van lengte met de opperarm goed achtergehoekt onder het lichaam.
Toelichting: Dit gedeelte is opgenomen om te benadrukken dat de hoeking goed dient te zijn, met een goede voorborst als resultaat.
Ellebogen dicht tegen het lichaam, niet naar buiten of naar binnen draaiend, netjes en gelijkmatig werkend. De voorpoten komen over als twee evenwijdige kolommen, recht en sterk in bone. De hiel is sterk en enigszins oplopend. De sterke (van vliezen voorziene) voeten zijn middelmatig groot, dicht en rond, met goed gehoekte tenen dikke voetzolen en sterke nagels en zijn in proportie met de grootte van de hond.
Toelichting: het kan niet genoeg benadrukt worden dat een jachthond sterke voeten en dikke zolen moet hebben om zijn werk te kunnen doen, maar ze moeten steeds in een goede verhouding staan met de omvang van de hond.
Lichaam
Diepe borst, goed de ribben volgend, reikend tot de elleboog. Korte en rechte rug.
Rechte bovenbelijning. Lendenen sterk gespierd. Ribben niet rond, noch vlak.
Achterhand
Gespierd, breed en vierkant in het voorkomen. Achterhand- en voorhandhoekingen dienen in balans te zijn. Dijen erg gespierd, onder en bovenkant van ongeveer gelijke lengte. Knie goed gehoekt en sprong voldoende laag, niet naar binnen of buiten draaiend.
*Hubertusklauwen (indien aanwezig) mogen in Nederland niet meer verwijderd worden.
Staart
De natuurlijke belijning van de rug volgend, breed aan de basis, weelderig en sterk bevederd waarbij het laatste botje minimaal het spronggewricht moet halen. De staart mag lager dan de ruglijn gedragen worden, behalve wanneer de hond alert is; in dat geval moet hij hoog gedragen zijn, nooit de rug rakend.
Gangwerk
De Toller combineert een indruk van kracht met een elastisch, zwierig gangwerk, goed naar voren reikend en sterk stuwend van achter. Voeten mogen niet naar buiten of binnen draaien en de poten bewegen in een rechte lijn. Als de snelheid toeneemt, waarbij de hond enkelspoors moet gaan lopen moet de bovenbelijning recht blijven en moet terrein winnen met beheerste bewegingen.
Toelichting: Deze omschrijving duidt simpelweg op een voor een jachthond goede manier van beweging, hoewel deze toevoeging in tegenspraak lijkt met het elastische, zwierige gangwerk, is de omschreven krachtige indruk die daarmee wordt gecombineerd wellicht voldoende om de schijnbare tegenstrijdigheid weg te nemen.
Fouten
Naar gelang de ernst van de fout te bestraffen.
– Neus, oogranden en ogen niet de juiste kleur;
– Heldere roze neus;
– Lange of spreidvoeten, doorgezakte middenvoet, sprong naar beneden hangend;
– Open vacht;
– Gekromde of doorgezakte rug, slappe lendenen ;
– Staart gedragen onder de lijn van de rug tijdens het gaan;
– Elke afwijking van de eerdergenoemde punten moeten als een fout worden bestraft in de mate van de fout.
Diskwalificaties
– Wit op de schouders, rond de oren, achter op de nek, flanken of rug;
– Zilverkleurige vacht, grijs in de vacht, zwarte gebieden in de vacht;
– Iedere andere kleur dan rood en alle varianten van oranje;
– Ondervoorbijter;
– Overbijter met meer dan 3 mm;
– In volwassen klasse elke vorm van verlegenheid;
– Vlinderneus (gevlekte neus);
– Geen zwemvliezen.
Reuen moeten twee normaal gevormde teelballen bezitten, die volledig in de balzak zijn ingedaald.
De Canadian Kennel Club Breed Standard, klik hier