Porto Systemische Shunt (PSS) of beter gekend als Levershunt

 

Wat is een Portosystemische shunt (Pss)

Als een dier eet komt het voedsel via de slokdarm en de maag in de darmen. In de darmwand lopen vele kleine bloedvaatjes die via de darmwand allerlei stoffen en water uit de darminhoud (het voedsel) opnemen. Deze kleine vaatjes voeren het bloed, beladen met stoffen uit het voedsel, naar grotere vaten en uiteindelijk naar de poortader. De poortader is een groot bloedvat waarin al het bloed uit de darmen (ook van de milt en de alvleesklier) verzameld wordt en richting de lever geleid wordt. Dit bloed bevat dus alle opgenomen stoffen uit de darmen en hormonen uit o.a. de alvleesklier. In de lever waaiert de poortader weer uit in allerlei kleinere vaatjes zodat het leverweefsel dit bloed kan ‘zuiveren’, voordat het naar de rest van het lichaam stroomt.

De belangrijkste functies van de lever zijn:

-Afscheiding van gal voor de vertering van vetstoffen in de darm. Stofwisseling van eiwitten, vetten en koolhydraten (suikers)
-Constant houden van glucose en vetzuren spiegels in het bloed. Ontgifting van voor het lichaam giftige stoffen
-Opslag van vitaminen
-Afbraak van oude bloedcellen
-Synthese van bloedeiwitten

Bij een dier met een Portosystemetische shunt gaat de bloedstroom niet via de poortader (porto) naar de lever, maar meestal via één soms via meerdere vaten (shunt) langs de lever heen naar de rest van het lichaam (systeem). Door een shunt stroomt het bloed dus niet door, maar langs het leverweefsel, waardoor de lever zijn taken niet kan uitvoeren. Hierdoor ontwikkeld de lever zich niet goed en blijft meestal klein.

De doorbloeding van de kleine levervaatjes kan omzeild worden door een bloedvat dat om de lever heen stroomt. Dit noemen we een extrahepatische shunt en komt vaker bij kleine hondenrassen voor. De doorbloeding van de lever kan ook omzeild worden door een bloedvat wat door de lever heen stroomt. Dit noemen we een intrahepatische shunt en deze zien we vooral bij de grotere hondenrassen. De shunt is meestal een groot bloedvat wat om of door de lever heen loopt en normaal gesproken in de baarmoeder bij de pups aanwezig is. In de normale ontwikkeling van een pup verdwijnt de shunt bij de geboorte. Hij gaat dan zelfstandig de lever gebruiken net als dat hij zelfstandig gaat ademhalen. Bij sommige pups verdwijnt de shunt niet om wat voor reden dan ook. Het bloed uit de poortader zal de makkelijkste route kiezen en de weg door het grote shuntvat verkiezen boven de weg door alle kleine vaatjes in de lever. Hierdoor komt het leverweefsel van deze pups nauwelijks tot ontwikkeling en blijft de lever (heel) klein.

De eiwitten in het voedsel worden in de darmen omgezet in ammoniak en in plaats van dat de lever de ammoniak kan omzetten, stroomt het via de shunt zo het lichaam in, waar het schade toebrengt aan vitale organen en de hersenen. De ammoniak veroorzaakt zo ook de hersenverschijnselen.

Symptomen

De symptomen van een portosystemische shunt kunnen soms al op heel jonge leeftijd worden opgemerkt, maar het kan ook één tot anderhalf jaar duren voordat verschijnselen gezien worden en soms zelfs op latere leeftijd. Dit betekent dus dat een fokker bij een nest pups van negen weken niet met zekerheid kan zien of één van de pups een shunt heeft. Een goed uitgevoerde ammoniak-test is de enige mogelijkheid om zekerheid te krijgen.

De symptomen kunnen erg variëren en in verschillende gradaties voorkomen. De symptomen kunnen komen en gaan. Het klassieke beeld beschrijft, dat de symptomen vooral optreden na het eten, maar dit is meestal niet het geval. Wat zijn mogelijke symptomen?

1. Hepatische Encefalopathie (HE), kort gezegd betekent dit ‘hersenverschijnselen ten gevolge van een niet/slecht functionerende lever’. De symptomen die we bij HE zien zijn vaak periodiek, ze kunnen periodes aanwezig zijn gevolgd door periodes zonder klachten. Er zijn variaties van o.a. de volgende symptomen: kwijlen, doelloos rondlopen, ‘dronken lopen’, rondjes lopen, dringen tegen een muur alsof het dier er doorheen wil lopen, omvallen, dwangbewegingen, toevallen, periodes van afwezigheid, agressie of desoriëntatie, periodieke blindheid en coma. Een zeer opvallend kenmerk van HE is dat de periodes met klachten afgewisseld worden met periodes van geen of veel minder ernstige symptomen, die dagen tot zelfs weken kunnen duren. oorzaak is niet bekend.
2. sloom, veel slapen, snel moe.
3. slecht eten.
4. magere dieren, vertraagde groei, ‘achterblijvertje’.
5. braken.
6. diarree.
7. blaasontsteking, persen op de urine, niet kunnen plassen.
8. blaasgruis (40% van de honden met een levershunt heeft blaasgruis ten gevolge van een slechte leverfunctie).
9. veel drinken en plassen.

Diagnose

 

Bloedonderzoek

Om een portosytemische shunt vast te stellen wordt een bloedonderzoek op ammoniak verricht. De hond dient hiervoor nuchter te zijn; dat wil zeggen dat hij of zij na 23.00 uur op de dag voorafgaand aan het onderzoek niet meer mag eten (ook niet drinken bij de moederhond). Het drinken van water is wel toegestaan.

Wij nemen een bloedstaaltje in de hals, in de meeste gevallen gaat dit snel en eenvoudig. Bij tegenstribbelende pups kan het voorkomen dat er mis geprikt wordt en de dierenarts het nogmaals zal moeten proberen. Het is daarom van belang dat pups gewend zijn vastgehouden te worden!
De ammoniak concentratie bij normale pups is veel lager dan bij pups met een PSS.2.

Ammoniak-tolerantie-test. Bij pups of honden met een verhoogde ammoniakwaarde wordt een ammoniak-tolerantie-test uitgevoerd. Aangezien de hoogte van het ammoniak in het bloed enorm kan verschillen op een dag wordt ook bij een niet duidelijke verhoging een ammoniak-tolerantie-test uitgevoerd, bij verdenking van een levershunt.
Allereerst wordt bij de hond een buisje bloed afgenomen voor een ammoniak-bepaling. Daarna wordt een kleine hoeveelheid ammoniak-oplossing (NH4Cl, 2ml/kg van een 5% oplossing) in de endeldarm ingebracht. Na 20 en 40 minuten wordt nogmaals een buisje bloed afgenomen voor een ammoniak-bepaling.
Bij gezonde dieren vindt geen stijging van de ammoniakconcentratie plaats, bij dieren met een portosystemische shunt vindt er een zeer duidelijke stijging plaats (meestal tot boven de 125 umol/l).
Er is geen relatie tussen de hoogte van de ammoniakconcentratie en de grootte van de shunt of de ernst van de verschijnselen.
Helaas is er ook in de ammoniaktolerantietest sprake van een ‘grijs’ gebied: heel soms vindt er een geringe verhoging van het ammoniak plaats, die hoogstwaarschijnlijk als normaal moet worden beschouwd. Het overdoen van de ammoniaktolerantietest is een mogelijkheid om uitsluitsel te krijgen of er inderdaad geen shunt aanwezig is.

De ammoniak-tolerantie-test is niet belastend voor de volwassen hond en ook niet voor een pup.

Bevestiging van de diagnose

Hiervoor moet de hond even in slaap en wordt er via de miltader een contraststof ingespoten (portogram) zodat de dierenarts kan zien of het om een intra of extra hepatische shunt gaat.
De ultieme bevestiging van het wel of niet aanwezig zijn van een shunt kan gedaan worden met behulp van visualisatie van het vat. Deze visualisatie kan met behulp van een echo of onder lichte verdoving via een CT-scan. Met behulp van deze technieken kan tevens de locatie van het vat bepaald worden.

Wat te doen bij een shunt?

Uiteindelijk is een portosytemische shunt dodelijk. De hond ‘groeit er niet overheen’ en de shunt gaat ook niet vanzelf dicht.In principe zijn er twee oplossingen:

Operatie

Simpel gezegd wordt bij een operatie de shunt gedeeltelijk gesloten. Door het sluiten van de shunt wordt het bloed gedwongen om toch door de (kleine) levervaatjes te lopen. Doordat het bloed door de lever loopt gaat het leverweefsel zich ontwikkelen. De lever zal tot zijn normale grootte uitgroeien en zijn functies gaan uitvoeren. De bloedstroom door de vernauwde shunt wordt na verloop van tijd zo gering dat de shunt dichtslibt. De mate waarin de lever weer zijn taken op kan pakken hangt af van de mate waarin de shunt gesloten is. Het kan dus zijn dat als het niet mogelijk blijkt de shunt volledig te sluiten er toch symptomen van PSS blijven bestaan, hetzij in mindere mate. Ondanks het eenvoudige principe is het toch een zeer gecompliceerde en zware operatie, omdat door de erg slechte leverfunctie het anaesthesie risico groter dan normaal is, en omdat alleen een zeer ervaren chirurg goed kan inschatten hoe sterk de shunt kan worden vernauwd. Zo zijn er ook nog andere risico’s waaronder de stollingsfactor van het bloed, wat vaak niet in orde is. Tot 7 dagen na de operatie kunnen nog zeer ernstige complicaties optreden. Het slagingspercentage van de operatie wordt lager na het tweede levensjaar, sommige klinieken hanteren een leeftijdsgrens van 5 jaar.

De extrahepatische shunts zijn beter te behandelen als de intrahepatische shunts.

De meeste puppy’s met een portosystemische shunt worden op een leeftijd van 3-4 maanden geopereerd. Na een geslaagde operatie kan een hond met een portosystemische shunt een normaal leven leiden en hoeft op geen enkel terrein ontzien te worden.
Men moet zich echter wel realiseren dat hoewel het dier gezond is, hij of zij nog steeds drager van de erfelijke informatie die de shunt veroorzaakte is! Gebruik van een geopereerde hond voor de fokkerij is dus volstrekt af te raden!

De professoren op dit gebied bevinden zich in de Universiteitskliniek voor gezelschapsdieren (UKG) in Utrecht

Euthanasie

Als om wat voor reden dan ook niet voor een operatie gekozen wordt, nadat vaststaat dat de hond aan een portosystemische shunt lijdt, is de meest reële oplossing de hond in te laten slapen, voordat de shunt-verschijnselen zich voor gaan doen.

Tegenwoordig wordt als een operatie niet mogelijk is of als er niet voor een operatie gekozen wordt, een leverdieet met evt. lactulose aanbevolen. (de lactulose zorgt ervoor dat er minder ammoniak in de darmen kan worden opgenomen).
Afhankelijk van de ernst van de symptomen en op welke leeftijd die beginnen, wordt de levensverwachting van de hond dan geschat op zo’n 8 jaar.

Genetisch onderzoek

Sinds enige jaren loopt er een genetisch onderzoek naar de beide types shunt in Utrecht. Tot op heden is nog niet bekend wat de shunts veroorzaakt. Er is al wel vast gesteld dat extrahepatische shunts een complex overervingspatroon heeft (wat wil zeggen dat meerdere genen betrokken zijn) en dat ook intrahepatisch niet bepaald wordt door een enkel gendefect. Wanneer de genetische factoren bepaald zijn kan een DNA-test ontwikkeld worden die kan helpen in het verstandig fokken van gezonde honden.

Bron: artikel van Frank van Steenbeek

Het onderzoek naar portosystemische shunt (intrahepathische) voor Tollers is momenteel niet actief in Amerika.
Wel wordt er door Utrecht onderzoek gedaan door dr. Frank van Steenbeek die al langere tijd onderzoek doet naar levershunt bij Cairn terriers. https://www.vriendendiergeneeskunde.nl/project/levershuntsBij ons zijn helaas geen harde cijfers bekend, Utrecht zegt dat het veelvuldig voorkomt bij Tollers maar wil of kan ons geen cijfers geven. Het verzamelen en inventariseren van problemen binnen een ras blijft lastig omdat er niet altijd wordt samengewerkt en informatie niet altijd met de rasvereniging wordt gedeeld.
Wij hebben geboren tussen 1988 en 2017 totaal 46 levershunt vermeldingen van Tollers verzameld.
Niet alle vermeldingen zijn direct aan ons gemeld maar komen soms van buitenlandse bronnen.De Graduative Genetics & Genomics Graduate Group van het UC Davis College of Veterinary Medicine (die de genetische oorzaak ontdekt heeft van twee vormen van gespleten gehemelte in de Nova Scotia Duck Tolling Retriever, CP1 en CLPS.)
Hebben een studie gedaan naar portosystemische shunt waarvoor de rasvereniging enkele eigenaren financieel hebben ondersteund en begeleid bij van het opsturen van bloedmonsters van shunt Tollers.

Deze wetenschappers van het Bannasch-laboratorium, onderdeel van het UC Davis-college, geleid door professor Danika Bannasch-BS, DVM, PhD en Emily Brown- BS als projectleider hebben nog geen significante genetische oorzaak kunnen vinden.
Zij hebben twee keer geprobeerd dr. Emily Brown haar studie over Shunt te publiceren maar deze wordt niet geaccepteerd omdat er niet genoeg monsters zijn. Update 2017 ihpss-summary-forbreeders.pdf

Volbloed- en speekselmonsters werden verkregen van NSDTR’s en verzonden aan het Bannasch-lab bij de UC Davis School of Veterinary Medicine om te worden gebruikt voor genoom-brede enkele nucleotide polymorfisme (SNP)
genotypering op de Illumina Canine HD 174.000 SNP-array (Illumina, San Diego,CA). In totaal werden monsters verzameld van 12 NSDTR’s met IHPSS en 47 onaangetaste familieleden (vader, moeder, broers en zussen).
Genoom-brede associatieanalyse werd uitgevoerd met behulp van dit cohort (groep) van getroffen honden en 53 onaangetaste NSDTR’s (inclusief gerelateerde en eerder verzamelde, niet-gerelateerde monsters). potentieel gebieden van associatie met IHPSS
in het genoom werden bepaald door een chi-kwadraatstatistiek, met een drempelwaarde van p <0,05, wat de genoomwijde significantie aangeeft.
Ondanks voldoende statistische kracht en een minimaal gestratificeerde steekproefpopulatie, er waren geen genoombrede significante associaties voor IHPSS (pBonferroni> 0,05) in de NSDTR
Deze resultaten suggereren dat IHPSS, als het wordt geërfd mogelijk een complexe eigenschap met een niet-eenvoudig overervingspatroon, waardoor de uiteindelijke ontwikkeling van een nuttige genetische test problematisch is.
Het is mogelijk dat met extra monsters, het complexe patroon van overerving van IHPSS kan worden opgehelderd.

De belangrijkste conclusie is dat levershunt niet eenvoudig vererft waarschijnlijk spelen meerdere genen een rol.

Voorlopig is het advies van de rasvereniging aan fokkers om pups te screenen op levershunt op een leeftijd van 7 weken.