Umbilicale hernia (navelbreuk)
Wanneer een pup in de baarmoeder zit, wordt hij gevoed via de navelstreng. De voedingsstoffen worden via de aanvoerende bloedvaten naar de pup getransporteerd. Deze bloedvaten liggen in de navelstreng, een verbinding tussen de buikwand van de pup en de placenta. De placenta is op zijn beurt weer verbonden met de baarmoederwand. Zo komen dus de benodigde voedingsstoffen via de moeder bij de groeiende vruchten in de baarmoeder. Direct na de geboorte bijt de teef normaal gesproken de navelstreng door. Het bloeden wordt gestelpt door het doorknauwen van de teef, waarbij zij de bloedvaten kneust. Na een tot drie dagen verdroogt de navelstrengstomp en valt af. De buikwand rond de navelring is dan nog open en zal zich in de weken hierna vanzelf sluiten. Dit is de normale gang van zaken, tot hier niets aan de hand dus.
Maar soms sluit de opening zich niet of niet helemaal, met een uitstulping als gevolg. Of dat gevaarlijk is hangt af van de grootte van de uitstulping: het kan namelijk gebeuren dat er inwendige buikorganen door de opening puilen met mogelijke afknelling als gevolg.
Maar soms sluit de opening zich niet of niet helemaal, met een uitstulping als gevolg. Of dat gevaarlijk is hangt af van de grootte van de uitstulping: het kan namelijk gebeuren dat er inwendige buikorganen door de opening puilen met mogelijke afknelling als gevolg.
Reden dus om je af te vragen wat de oorzaak is van een dergelijke breuk en hoe ermee om zou moeten worden gegaan. De oorzaak kan verschillen: een zwakke plek in de buikwand kan reden zijn voor het niet sluiten van de opening. De aanleg tot een dergelijke zwakke plek is over het algemeen genetisch bepaald. De tweede oorzaak is de aanwezigheid van overmatig veel zogenaamd omentum, het vetrijke vlies dat dunne darm, maag en lever bedekt. Overvloedige aanwezigheid hiervan kan oorzaak zijn van het te laat sluiten van de opening in de buikwand. Hierbij spreekt men van vertraagde sluiting of “delayed closure”.
In beide gevallen zien we dus een opening, die in beide gevallen wordt aangeduid als breuk. De genetische variant zal niet in grootte afnemen en kan in enkele gevallen zelfs groter worden.
De variant die wordt aangeduid als vertraagde sluiting, sluit, zoals de naam al aangeeft, vaak na verloop van tijd toch nog. Toch zal hierbij vaak nog een vetbultje zichtbaar en voelbaar blijven, waardoor het soms lastig is aan te geven met welke variant men te maken heeft.
De uitstulping wordt breukzak genoemd, en de inhoud hiervan kan variëren. Wanneer de breuk klein is zal de breukzak vooral omentum bevatten, maar is de breukzak groter, dan kunnen zich ook delen van de darm door de opening wringen. Dat dit grote gevolgen kan hebben laat zich raden: een afknelling heeft vaak fatale gevolgen. Bij kleine breuken is een operatie vaak niet nodig, bij grotere breuken of breuken waarbij de inhoud niet weggemasseerd kan worden is het zaak op te letten en eventueel een operatie te overwegen. Overigens is rond de 10-12 weken het omentum en de opening vaak al dusdanig vergroeid dat er geen gevaar meer is voor complicaties.
Er wordt vaak gezegd dat een navelbreuk kan ontstaan door het te fanatiek afnavelen van de teef, maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Maar stel dat het wel zo is, dan mag je er sowieso van uitgaan dat de breuk wellicht wel ontstaat vanwege het ruwe afnavelen, maar dat dit alleen kon gebeuren doordat er al een zwakke plek in de buikwand was. En zo kom je toch weer uit bij de eerste variant.
Maar hoe weet je nu als fokker waar je mee te maken hebt? En hoe vaak komt het voor, een navelbreuk?
De eerste vraag is lastig: zelfs een vertraagde sluiting zou theoretisch genetisch kunnen zijn. Want de hoeveelheid omentum* die de opening verhinderd te sluiten mag tenslotte ook als genetisch worden beschouwd. De zwakke plek in de buikwand is een genetische aanleg, maar in hoeverre is dat schadelijk? Er is nooit gericht onderzoek gedaan naar navelbreuken; bevindingen die er zijn betroffen altijd onderzoeken naar andere totaal zaken, waarbij dan in de lijst met andere afwijkingen de navelbreuk opdook (Pendergrass et al, 1975 en Taylor et al, 1986).
De vraag is dus of er een verband is met andere dingen of niet. Is de zwakke plek het gevolg van iets anders? Tot nog toe lijkt daar geen enkel bewijs voor. Er zijn wel familiale verbanden, maar of die wel of niet gerelateerd zijn aan andere zaken, en zo ja, welke zaken dan, daar is tot nog toe geen onderzoek over gedaan waar ook feitelijke conclusies aan kunnen worden verbonden.
Bij mensen blijkt tot 25% van de baby’s een navelbreuk te hebben. Dat is een behoorlijk hoog getal maar blijkbaar geen reden tot zorg.
Bij honden zijn echter geen cijfers bekend. Rondvragen binnen een aantal rassen leert dat mensen zelden weten welke variant voorkomt binnen hun ras, maar aangezien er toch sprake blijkt van familiale verbanden mag men ervan uitgaan dat beide varianten een min of meer genetische oorsprong hebben. Verbanden met andere zaken zijn tot op heden niet duidelijk aangetoond. Of navelbreuken dus als secundair probleem kunnen ontstaan door een aanleg voor een andere afwijking is niet duidelijk. Het is mogelijk, maar zeker geen gegeven.
Hoe moet je omgaan met dergelijke zaken als fokker? Veel rassen kennen geen meldingsplicht voor navelbreuken, maar vaak is in een ras wel bekend of iets dergelijks voorkomt.
Hoewel er soms wordt geadviseerd niet met honden met een navelbreuk te fokken gebeurt dat wel degelijk. Over het algemeen lijkt het ook geen problemen te geven. Toch is er veel discussie over, omdat men er van uit gaat dat een aangeboren foutje een afwijking is, en die moet je niet gebruiken in de fokkerij.
In veel rassen echter wordt een navelbreukje gezien als alleen maar een schoonheidsfoutje en zeker de kleine breukjes die over het algemeen vanzelf (zo goed als) sluiten worden niet gezien als fokbeperkend. Er blijken diverse rasverenigingen te zijn die gewoon informatie geven over navelbreuken en daarbij alleen vermelden wanneer men operaties zou moeten overwegen en wanneer mensen zich geen zorgen hoeven te maken. Blijkbaar wordt een navelbreuk dus niet gezien als een zorgwekkende zaak. Hoewel je je voor kunt stellen dat een hond met een dergelijke breuk niet gecombineerd zou moeten worden met een hond met hetzelfde probleem, is dit in de praktijk niet haalbaar: wanneer een hond geopereerd is aan een navelbreuk is dit niet meer zichtbaar, zodat iemand kan denken een hond zonder breuk te gebruiken, terwijl dit niet het geval is.
Fokkers vinden navelbreuken over het algemeen het laatste waar tegen geselecteerd zou moeten worden en zien het als een onschuldige schoonheidsfout. Pas wanneer een dier naast een navelbreuk ook een andere aangeboren afwijking heeft maakt de gemiddelde fokker zich zorgen. Dierenartsen geven aan dat een breuk in zeldzame gevallen problemen kan geven vanwege beknelling/afklemming van darmdelen, maar zeggen daar over het algemeen nadrukkelijk bij dat dit uiterst zeldzaam is. Wel wordt aangegeven dat een operatie geen probleem is: enkele hechtingen in de buikwand leveren een over het algemeen onzichtbaar resultaat.
Voorlopig lijken zowel fokkers als dierenartsen zich dus totaal niet druk te maken over het fenomeen navelbreuk. En aangezien deze opvatting al heel wat jaren heerst is dat misschien niet helemaal onterecht. Tot er duidelijk onderzoek naar is gedaan zullen we dat in elk geval niet weten. En onderzoek wordt vaak bij voorkeur gedaan naar zaken die problemen geven. Navelbreuken staan duidelijk niet bovenaan in die lijst en lijken daarmee voorlopig niet de hoogste prioriteit van onderzoekers.
* omentum = vetrijk vlies, dat dunne darm, maag en lever bedekt.
Bron: Dogzine